Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | aanvullend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | aangevuld |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | vul aan | vult aan | vult aan | vullen aan | vullen aan | vullen aan |
Imperfect | vulde aan | vulde aan | vulde aan | vulden aan | vulden aan | vulden aan |
Toekomende tijd I | zal aanvullen | zult aanvullen | zal aanvullen | zullen aanvullen | zullen aanvullen | zullen aanvullen |
Conditionalis I | zou aanvullen | zou aanvullen | zou aanvullen | zouden aanvullen | zouden aanvullen | zouden aanvullen |
Perfectum | heb aangevuld | hebt aangevuld | heeft aangevuld | hebben aangevuld | hebben aangevuld | hebben aangevuld |
Voltooid verleden tijd | had aangevuld | had aangevuld | had aangevuld | hadden aangevuld | hadden aangevuld | hadden aangevuld |
Toekomende tijd II | zal aangevuld hebben | zult aangevuld hebben | zal aangevuld hebben | zullen aangevuld hebben | zullen aangevuld hebben | zullen aangevuld hebben |
Conditionalis II | zou hebben aangevuld | zou hebben aangevuld | zou hebben aangevuld | zouden hebben aangevuld | zouden hebben aangevuld | zouden hebben aangevuld |
Imperatief | - | vul aan | - | - | vult aan | - |
Verbos semelhantes a aanvullen
Verbos conjugados anteriores e posteriores aanvullen
Mais ações para aanvullen