Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord afrikanizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geafrikanizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens afrikanizeer afrikanizeert afrikanizeert afrikanizeren afrikanizeren afrikanizeren
Imperfect afrikanizeerde afrikanizeerde afrikanizeerde afrikanizeerden afrikanizeerden afrikanizeerden
Toekomende tijd I zal afrikanizeren zult afrikanizeren zal afrikanizeren zullen afrikanizeren zullen afrikanizeren zullen afrikanizeren
Conditionalis I zou afrikanizeren zou afrikanizeren zou afrikanizeren zouden afrikanizeren zouden afrikanizeren zouden afrikanizeren
Perfectum heb geafrikanizeerd hebt geafrikanizeerd heeft geafrikanizeerd hebben geafrikanizeerd hebben geafrikanizeerd hebben geafrikanizeerd
Voltooid verleden tijd had geafrikanizeerd had geafrikanizeerd had geafrikanizeerd hadden geafrikanizeerd hadden geafrikanizeerd hadden geafrikanizeerd
Toekomende tijd II zal geafrikanizeerd hebben zult geafrikanizeerd hebben zal geafrikanizeerd hebben zullen geafrikanizeerd hebben zullen geafrikanizeerd hebben zullen geafrikanizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben geafrikanizeerd zou hebben geafrikanizeerd zou hebben geafrikanizeerd zouden hebben geafrikanizeerd zouden hebben geafrikanizeerd zouden hebben geafrikanizeerd
Imperatief - afrikanizeer - - afrikanizeert -

Verbos semelhantes a afrikanizeren

Verbos conjugados anteriores e posteriores afrikanizeren

« afrikanizeren »