Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord arabiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gearabiseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens arabiseer arabiseert arabiseert arabiseren arabiseren arabiseren
Imperfect arabiseerde arabiseerde arabiseerde arabiseerden arabiseerden arabiseerden
Toekomende tijd I zal arabiseren zult arabiseren zal arabiseren zullen arabiseren zullen arabiseren zullen arabiseren
Conditionalis I zou arabiseren zou arabiseren zou arabiseren zouden arabiseren zouden arabiseren zouden arabiseren
Perfectum heb gearabiseerd hebt gearabiseerd heeft gearabiseerd hebben gearabiseerd hebben gearabiseerd hebben gearabiseerd
Voltooid verleden tijd had gearabiseerd had gearabiseerd had gearabiseerd hadden gearabiseerd hadden gearabiseerd hadden gearabiseerd
Toekomende tijd II zal gearabiseerd hebben zult gearabiseerd hebben zal gearabiseerd hebben zullen gearabiseerd hebben zullen gearabiseerd hebben zullen gearabiseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gearabiseerd zou hebben gearabiseerd zou hebben gearabiseerd zouden hebben gearabiseerd zouden hebben gearabiseerd zouden hebben gearabiseerd
Imperatief - arabiseer - - arabiseert -

Verbos conjugados anteriores e posteriores arabiseren

« arabiseren »