Woxikon / Verbos / Holandês / B / beëindigen

NL conjugação em Holandês de beëindigen

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord beëindigend
Tegenwoordig en verleden deelwoord beëindigd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens beëindig beëindigt beëindigt beëindigen beëindigen beëindigen
Imperfect beëindigde beëindigde beëindigde beëindigden beëindigden beëindigden
Toekomende tijd I zal beëindigen zult beëindigen zal beëindigen zullen beëindigen zullen beëindigen zullen beëindigen
Conditionalis I zou beëindigen zou beëindigen zou beëindigen zouden beëindigen zouden beëindigen zouden beëindigen
Perfectum heb beëindigd hebt beëindigd heeft beëindigd hebben beëindigd hebben beëindigd hebben beëindigd
Voltooid verleden tijd had beëindigd had beëindigd had beëindigd hadden beëindigd hadden beëindigd hadden beëindigd
Toekomende tijd II zal beëindigd hebben zult beëindigd hebben zal beëindigd hebben zullen beëindigd hebben zullen beëindigd hebben zullen beëindigd hebben
Conditionalis II zou hebben beëindigd zou hebben beëindigd zou hebben beëindigd zouden hebben beëindigd zouden hebben beëindigd zouden hebben beëindigd
Imperatief - beëindig - - beëindigt -

Verbos semelhantes a beëindigen

Verbos conjugados anteriores e posteriores beëindigen

« beëindigen »

Mais ações para beëindigen