Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord echoënd
Tegenwoordig en verleden deelwoord geëchood
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens echo echoot echoot echoën echoën echoën
Imperfect echode echode echode echoden echoden echoden
Toekomende tijd I zal echoën zult echoën zal echoën zullen echoën zullen echoën zullen echoën
Conditionalis I zou echoën zou echoën zou echoën zouden echoën zouden echoën zouden echoën
Perfectum heb geëchood hebt geëchood heeft geëchood hebben geëchood hebben geëchood hebben geëchood
Voltooid verleden tijd had geëchood had geëchood had geëchood hadden geëchood hadden geëchood hadden geëchood
Toekomende tijd II zal geëchood hebben zult geëchood hebben zal geëchood hebben zullen geëchood hebben zullen geëchood hebben zullen geëchood hebben
Conditionalis II zou hebben geëchood zou hebben geëchood zou hebben geëchood zouden hebben geëchood zouden hebben geëchood zouden hebben geëchood
Imperatief - echo - - echoot -

Verbos semelhantes a echoën

Verbos conjugados anteriores e posteriores echoën

« echoën »