Woxikon / Verbos / Holandês / I / inponsen

NL conjugação em Holandês de inponsen

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord inponsend
Tegenwoordig en verleden deelwoord ingeponst
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens pons in ponst in ponst in ponsen in ponsen in ponsen in
Imperfect ponste in ponste in ponste in ponsten in ponsten in ponsten in
Toekomende tijd I zal inponsen zult inponsen zal inponsen zullen inponsen zullen inponsen zullen inponsen
Conditionalis I zou inponsen zou inponsen zou inponsen zouden inponsen zouden inponsen zouden inponsen
Perfectum heb ingeponst hebt ingeponst heeft ingeponst hebben ingeponst hebben ingeponst hebben ingeponst
Voltooid verleden tijd had ingeponst had ingeponst had ingeponst hadden ingeponst hadden ingeponst hadden ingeponst
Toekomende tijd II zal ingeponst hebben zult ingeponst hebben zal ingeponst hebben zullen ingeponst hebben zullen ingeponst hebben zullen ingeponst hebben
Conditionalis II zou hebben ingeponst zou hebben ingeponst zou hebben ingeponst zouden hebben ingeponst zouden hebben ingeponst zouden hebben ingeponst
Imperatief - pons in - - ponst in -

Verbos semelhantes a inponsen

Verbos conjugados anteriores e posteriores inponsen

« inponsen »

Mais ações para inponsen