Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord koketterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekoketteerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens koketteer koketteert koketteert koketteren koketteren koketteren
Imperfect koketteerde koketteerde koketteerde koketteerden koketteerden koketteerden
Toekomende tijd I zal koketteren zult koketteren zal koketteren zullen koketteren zullen koketteren zullen koketteren
Conditionalis I zou koketteren zou koketteren zou koketteren zouden koketteren zouden koketteren zouden koketteren
Perfectum heb gekoketteerd hebt gekoketteerd heeft gekoketteerd hebben gekoketteerd hebben gekoketteerd hebben gekoketteerd
Voltooid verleden tijd had gekoketteerd had gekoketteerd had gekoketteerd hadden gekoketteerd hadden gekoketteerd hadden gekoketteerd
Toekomende tijd II zal gekoketteerd hebben zult gekoketteerd hebben zal gekoketteerd hebben zullen gekoketteerd hebben zullen gekoketteerd hebben zullen gekoketteerd hebben
Conditionalis II zou hebben gekoketteerd zou hebben gekoketteerd zou hebben gekoketteerd zouden hebben gekoketteerd zouden hebben gekoketteerd zouden hebben gekoketteerd
Imperatief - koketteer - - koketteert -

Verbos semelhantes a koketteren

Verbos conjugados anteriores e posteriores koketteren

« koketteren »