Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord kontaminerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekontamineerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens kontamineer kontamineert kontamineert kontamineren kontamineren kontamineren
Imperfect kontamineerde kontamineerde kontamineerde kontamineerden kontamineerden kontamineerden
Toekomende tijd I zal kontamineren zult kontamineren zal kontamineren zullen kontamineren zullen kontamineren zullen kontamineren
Conditionalis I zou kontamineren zou kontamineren zou kontamineren zouden kontamineren zouden kontamineren zouden kontamineren
Perfectum heb gekontamineerd hebt gekontamineerd heeft gekontamineerd hebben gekontamineerd hebben gekontamineerd hebben gekontamineerd
Voltooid verleden tijd had gekontamineerd had gekontamineerd had gekontamineerd hadden gekontamineerd hadden gekontamineerd hadden gekontamineerd
Toekomende tijd II zal gekontamineerd hebben zult gekontamineerd hebben zal gekontamineerd hebben zullen gekontamineerd hebben zullen gekontamineerd hebben zullen gekontamineerd hebben
Conditionalis II zou hebben gekontamineerd zou hebben gekontamineerd zou hebben gekontamineerd zouden hebben gekontamineerd zouden hebben gekontamineerd zouden hebben gekontamineerd
Imperatief - kontamineer - - kontamineert -

Verbos semelhantes a kontamineren

Verbos conjugados anteriores e posteriores kontamineren

« kontamineren »