Formas verbais no total: 18
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord kristalliserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekristalliseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - kristalliseert - - kristalliseren
Imperfect - - kristalliseerde - - kristalliseerden
Toekomende tijd I - - zal kristalliseren - - zult kristalliseren
Conditionalis I - - zal kristalliseren - - zullen kristalliseren
Perfectum - - is gekristalliseerd - - zijn gekristalliseerd
Voltooid verleden tijd - - was gekristalliseerd - - waren gekristalliseerd
Toekomende tijd II - - zal gekristalliseerd zijn - - zult gekristalliseerd zijn
Conditionalis II - - zal zijn gekristalliseerd - - zullen zijn gekristalliseerd

Verbos semelhantes a kristalliseren

Verbos conjugados anteriores e posteriores kristalliseren

« kristalliseren »