Woxikon / Verbos / Holandês / N / napluizen

NL conjugação em Holandês de napluizen

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord napluizend
Tegenwoordig en verleden deelwoord nageplozen
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens pluis na pluist na pluist na pluizen na pluizen na pluizen na
Imperfect ploos na ploos na ploos na plozen na plozen na plozen na
Toekomende tijd I zal napluizen zult napluizen zal napluizen zullen napluizen zullen napluizen zullen napluizen
Conditionalis I zou napluizen zou napluizen zou napluizen zouden napluizen zouden napluizen zouden napluizen
Perfectum heb nageplozen hebt nageplozen heeft nageplozen hebben nageplozen hebben nageplozen hebben nageplozen
Voltooid verleden tijd had nageplozen had nageplozen had nageplozen hadden nageplozen hadden nageplozen hadden nageplozen
Toekomende tijd II zal nageplozen hebben zult nageplozen hebben zal nageplozen hebben zullen nageplozen hebben zullen nageplozen hebben zullen nageplozen hebben
Conditionalis II zou hebben nageplozen zou hebben nageplozen zou hebben nageplozen zouden hebben nageplozen zouden hebben nageplozen zouden hebben nageplozen
Imperatief - pluis na - - pluist na -

Verbos semelhantes a napluizen

Verbos conjugados anteriores e posteriores napluizen

« napluizen »

Mais ações para napluizen