Woxikon / Verbos / Holandês / O / omsluieren

NL conjugação em Holandês de omsluieren

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord omsluierend
Tegenwoordig en verleden deelwoord omsluierd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens omsluier omsluiert omsluiert omsluieren omsluieren omsluieren
Imperfect omsluierde omsluierde omsluierde omsluierden omsluierden omsluierden
Toekomende tijd I zal omsluieren zult omsluieren zal omsluieren zullen omsluieren zullen omsluieren zullen omsluieren
Conditionalis I zou omsluieren zou omsluieren zou omsluieren zouden omsluieren zouden omsluieren zouden omsluieren
Perfectum heb omsluierd hebt omsluierd heeft omsluierd hebben omsluierd hebben omsluierd hebben omsluierd
Voltooid verleden tijd had omsluierd had omsluierd had omsluierd hadden omsluierd hadden omsluierd hadden omsluierd
Toekomende tijd II zal omsluierd hebben zult omsluierd hebben zal omsluierd hebben zullen omsluierd hebben zullen omsluierd hebben zullen omsluierd hebben
Conditionalis II zou hebben omsluierd zou hebben omsluierd zou hebben omsluierd zouden hebben omsluierd zouden hebben omsluierd zouden hebben omsluierd
Imperatief - omsluier - - omsluiert -

Verbos semelhantes a omsluieren

Verbos conjugados anteriores e posteriores omsluieren

« omsluieren »

Mais ações para omsluieren