Woxikon / Verbos / Holandês / O / opflitsen

NL conjugação em Holandês de opflitsen

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord opflitsend
Tegenwoordig en verleden deelwoord opgeflitst
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens flits op flitst op flitst op flitsen op flitsen op flitsen op
Imperfect flitste op flitste op flitste op flitsten op flitsten op flitsten op
Toekomende tijd I zal opflitsen zult opflitsen zal opflitsen zullen opflitsen zullen opflitsen zullen opflitsen
Conditionalis I zou opflitsen zou opflitsen zou opflitsen zouden opflitsen zouden opflitsen zouden opflitsen
Perfectum heb opgeflitst hebt opgeflitst heeft opgeflitst hebben opgeflitst hebben opgeflitst hebben opgeflitst
Voltooid verleden tijd had opgeflitst had opgeflitst had opgeflitst hadden opgeflitst hadden opgeflitst hadden opgeflitst
Toekomende tijd II zal opgeflitst hebben zult opgeflitst hebben zal opgeflitst hebben zullen opgeflitst hebben zullen opgeflitst hebben zullen opgeflitst hebben
Conditionalis II zou hebben opgeflitst zou hebben opgeflitst zou hebben opgeflitst zouden hebben opgeflitst zouden hebben opgeflitst zouden hebben opgeflitst
Imperatief - flits op - - flitst op -

Verbos semelhantes a opflitsen

Verbos conjugados anteriores e posteriores opflitsen

« opflitsen »

Mais ações para opflitsen