Woxikon / Verbos / Holandês / P / plaasteren

NL conjugação em Holandês de plaasteren

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord plaasterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geplaasterd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens plaaster plaastert plaastert plaasteren plaasteren plaasteren
Imperfect plaasterde plaasterde plaasterde plaasterden plaasterden plaasterden
Toekomende tijd I zal plaasteren zult plaasteren zal plaasteren zullen plaasteren zullen plaasteren zullen plaasteren
Conditionalis I zou plaasteren zou plaasteren zou plaasteren zouden plaasteren zouden plaasteren zouden plaasteren
Perfectum heb geplaasterd hebt geplaasterd heeft geplaasterd hebben geplaasterd hebben geplaasterd hebben geplaasterd
Voltooid verleden tijd had geplaasterd had geplaasterd had geplaasterd hadden geplaasterd hadden geplaasterd hadden geplaasterd
Toekomende tijd II zal geplaasterd hebben zult geplaasterd hebben zal geplaasterd hebben zullen geplaasterd hebben zullen geplaasterd hebben zullen geplaasterd hebben
Conditionalis II zou hebben geplaasterd zou hebben geplaasterd zou hebben geplaasterd zouden hebben geplaasterd zouden hebben geplaasterd zouden hebben geplaasterd
Imperatief - plaaster - - plaastert -

Verbos semelhantes a plaasteren

Verbos conjugados anteriores e posteriores plaasteren

« plaasteren »

Mais ações para plaasteren