Formas verbais no total: 18
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord preoccuperend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gepreoccupeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - preoccupeert - - preoccuperen
Imperfect - - preoccupeerde - - preoccupeerden
Toekomende tijd I - - zal preoccuperen - - zult preoccuperen
Conditionalis I - - zal preoccuperen - - zullen preoccuperen
Perfectum - - heeft gepreoccupeerd - - hebben gepreoccupeerd
Voltooid verleden tijd - - had gepreoccupeerd - - hadden gepreoccupeerd
Toekomende tijd II - - zal gepreoccupeerd hebben - - zult gepreoccupeerd hebben
Conditionalis II - - zal hebben gepreoccupeerd - - zullen hebben gepreoccupeerd

Verbos semelhantes a preoccuperen

Verbos conjugados anteriores e posteriores preoccuperen

« preoccuperen »