Woxikon / Verbos / Holandês / R / recreëren

NL conjugação em Holandês de recreëren

Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord recreërend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerecreëerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens recreëer recreëert recreëert recreëren recreëren recreëren
Imperfect recreëerde recreëerde recreëerde recreëerden recreëerden recreëerden
Toekomende tijd I zal recreëren zult recreëren zal recreëren zullen recreëren zullen recreëren zullen recreëren
Conditionalis I zou recreëren zou recreëren zou recreëren zouden recreëren zouden recreëren zouden recreëren
Perfectum heb gerecreëerd hebt gerecreëerd heeft gerecreëerd hebben gerecreëerd hebben gerecreëerd hebben gerecreëerd
Voltooid verleden tijd had gerecreëerd had gerecreëerd had gerecreëerd hadden gerecreëerd hadden gerecreëerd hadden gerecreëerd
Toekomende tijd II zal gerecreëerd hebben zult gerecreëerd hebben zal gerecreëerd hebben zullen gerecreëerd hebben zullen gerecreëerd hebben zullen gerecreëerd hebben
Conditionalis II zou hebben gerecreëerd zou hebben gerecreëerd zou hebben gerecreëerd zouden hebben gerecreëerd zouden hebben gerecreëerd zouden hebben gerecreëerd
Imperatief - recreëer - - recreëert -

Verbos semelhantes a recreëren

Verbos conjugados anteriores e posteriores recreëren

« recreëren »

Mais ações para recreëren