Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord ritualiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geritualiseerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens ritualiseer ritualiseert ritualiseert ritualiseren ritualiseren ritualiseren
Imperfect ritualiseerde ritualiseerde ritualiseerde ritualiseerden ritualiseerden ritualiseerden
Toekomende tijd I zal ritualiseren zult ritualiseren zal ritualiseren zullen ritualiseren zullen ritualiseren zullen ritualiseren
Conditionalis I zou ritualiseren zou ritualiseren zou ritualiseren zouden ritualiseren zouden ritualiseren zouden ritualiseren
Perfectum heb geritualiseerd hebt geritualiseerd heeft geritualiseerd hebben geritualiseerd hebben geritualiseerd hebben geritualiseerd
Voltooid verleden tijd had geritualiseerd had geritualiseerd had geritualiseerd hadden geritualiseerd hadden geritualiseerd hadden geritualiseerd
Toekomende tijd II zal geritualiseerd hebben zult geritualiseerd hebben zal geritualiseerd hebben zullen geritualiseerd hebben zullen geritualiseerd hebben zullen geritualiseerd hebben
Conditionalis II zou hebben geritualiseerd zou hebben geritualiseerd zou hebben geritualiseerd zouden hebben geritualiseerd zouden hebben geritualiseerd zouden hebben geritualiseerd
Imperatief - ritualiseer - - ritualiseert -

Verbos conjugados anteriores e posteriores ritualiseren

« ritualiseren »