Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord rouwklagend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerouwklaagd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens rouwklaag rouwklaagt rouwklaagt rouwklagen rouwklagen rouwklagen
Imperfect rouwklaagde rouwklaagde rouwklaagde rouwklaagden rouwklaagden rouwklaagden
Toekomende tijd I zal rouwklagen zult rouwklagen zal rouwklagen zullen rouwklagen zullen rouwklagen zullen rouwklagen
Conditionalis I zou rouwklagen zou rouwklagen zou rouwklagen zouden rouwklagen zouden rouwklagen zouden rouwklagen
Perfectum heb gerouwklaagd hebt gerouwklaagd heeft gerouwklaagd hebben gerouwklaagd hebben gerouwklaagd hebben gerouwklaagd
Voltooid verleden tijd had gerouwklaagd had gerouwklaagd had gerouwklaagd hadden gerouwklaagd hadden gerouwklaagd hadden gerouwklaagd
Toekomende tijd II zal gerouwklaagd hebben zult gerouwklaagd hebben zal gerouwklaagd hebben zullen gerouwklaagd hebben zullen gerouwklaagd hebben zullen gerouwklaagd hebben
Conditionalis II zou hebben gerouwklaagd zou hebben gerouwklaagd zou hebben gerouwklaagd zouden hebben gerouwklaagd zouden hebben gerouwklaagd zouden hebben gerouwklaagd
Imperatief - rouwklaag - - rouwklaagt -

Verbos semelhantes a rouwklagen

Verbos conjugados anteriores e posteriores rouwklagen

« rouwklagen »