Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord sanctionerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesanctioneerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens sanctioneer sanctioneert sanctioneert sanctioneren sanctioneren sanctioneren
Imperfect sanctioneerde sanctioneerde sanctioneerde sanctioneerden sanctioneerden sanctioneerden
Toekomende tijd I zal sanctioneren zult sanctioneren zal sanctioneren zullen sanctioneren zullen sanctioneren zullen sanctioneren
Conditionalis I zou sanctioneren zou sanctioneren zou sanctioneren zouden sanctioneren zouden sanctioneren zouden sanctioneren
Perfectum heb gesanctioneerd hebt gesanctioneerd heeft gesanctioneerd hebben gesanctioneerd hebben gesanctioneerd hebben gesanctioneerd
Voltooid verleden tijd had gesanctioneerd had gesanctioneerd had gesanctioneerd hadden gesanctioneerd hadden gesanctioneerd hadden gesanctioneerd
Toekomende tijd II zal gesanctioneerd hebben zult gesanctioneerd hebben zal gesanctioneerd hebben zullen gesanctioneerd hebben zullen gesanctioneerd hebben zullen gesanctioneerd hebben
Conditionalis II zou hebben gesanctioneerd zou hebben gesanctioneerd zou hebben gesanctioneerd zouden hebben gesanctioneerd zouden hebben gesanctioneerd zouden hebben gesanctioneerd
Imperatief - sanctioneer - - sanctioneert -

Verbos semelhantes a sanctioneren

Verbos conjugados anteriores e posteriores sanctioneren

« sanctioneren »