Formas verbais no total: 52
Imperativos e particípios
Tegenwoordig en verleden deelwoord sterilizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesterilizeerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens sterilizeer sterilizeert sterilizeert sterilizeren sterilizeren sterilizeren
Imperfect sterilizeerde sterilizeerde sterilizeerde sterilizeerden sterilizeerden sterilizeerden
Toekomende tijd I zal sterilizeren zult sterilizeren zal sterilizeren zullen sterilizeren zullen sterilizeren zullen sterilizeren
Conditionalis I zou sterilizeren zou sterilizeren zou sterilizeren zouden sterilizeren zouden sterilizeren zouden sterilizeren
Perfectum heb gesterilizeerd hebt gesterilizeerd heeft gesterilizeerd hebben gesterilizeerd hebben gesterilizeerd hebben gesterilizeerd
Voltooid verleden tijd had gesterilizeerd had gesterilizeerd had gesterilizeerd hadden gesterilizeerd hadden gesterilizeerd hadden gesterilizeerd
Toekomende tijd II zal gesterilizeerd hebben zult gesterilizeerd hebben zal gesterilizeerd hebben zullen gesterilizeerd hebben zullen gesterilizeerd hebben zullen gesterilizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gesterilizeerd zou hebben gesterilizeerd zou hebben gesterilizeerd zouden hebben gesterilizeerd zouden hebben gesterilizeerd zouden hebben gesterilizeerd
Imperatief - sterilizeer - - sterilizeert -

Verbos semelhantes a sterilizeren

Verbos conjugados anteriores e posteriores sterilizeren

« sterilizeren »